Mijn jaar van kwetsbaarheid
Kwetsbaarheid. Een jaar geleden had ik niet zoveel op met deze term. Althans, niet als het om mijzelf ging. Bij anderen vond ik het nooit een probleem en kon ik een kwetsbare houding juist enorm bewonderen. Maar zelf probeerde ik het altijd op afstand te houden. Dit jaar ben ik er echter achtergekomen dat het accepteren van mijn kwetsbaarheid eigenlijk een zegen is. Nu ik me hiervoor durf open te stellen laat het me niet meer los en biedt het een onverwachte verlichting.
Kwetsbaarheid is iets dat ik als kind heb moeten afleren. Als je opgroeit als jongetje dan kan kwetsbaarheid betekenen dat je moeilijker vriendjes maakt, gepest wordt of zelf na school in elkaar geslagen. Daarom moet je vooral voldoende stoer en weerbaar overkomen. Anders ben je een gemakkelijke prooi, een doelwit zelfs, een potentieel slachtoffer. Dit overkwam mij dan ook toen ik op de basisschool zat, maar in plaats van veel steun te krijgen leerde ik dat ik hier zelf verantwoordelijk voor was. Het waren de jaren 90 en toen zochten we de oorzaak van pestgedrag nog vaak bij het gepeste kind en niet bij de daders. Grote mensen legden mij uit dat de pestkoppen slechts een symptoom waren van mijn persoonlijke problemen die ik zelf moest oplossen. Ik moest me minder kwetsbaar opstellen. Ik moest leren sterker te worden, steviger in mijn schoenen te staan en zonder schaamte maar juist met trots mezelf te zijn. En om hier te komen moest ik leren om niet kwetsbaar te zijn en vooral niet kwetsbaar te lijken.
Ongemerkt had ik het vermijden van mijn kwetsbaarheid me zo eigen gemaakt dat ik even fronsend opkeek toen ik deze zomer een paar proefnummers van het Franciscaans maandblad Alle Goeds ontving. Bovenaan de cover staan altijd vier centrale Franciscaanse termen. Drie daarvan had ik al vrij aardig een plekje in mijn leven gegeven: eenvoudig, betrokken en vredelievend. Maar de vierde term was dat complexe woord “kwetsbaar”. Dit woord waar ik zo mild naar kon kijken als het anderen betrof, maar mijzelf zo hard om kon straffen. Toch heeft dit me niet losgelaten en sinds ik er weet van heb kom ik het overal tegen en herken ik het in veel dagelijkse situaties.
Zonder het ooit zo expliciet te maken ben ik dit hele jaar bezig geweest met mijn eigen kwetsbaarheid. Ik praat voor het eerst wekelijks met een psycholoog, ik heb mensen online om hulp gevraagd over een programmeertaal die ik nog niet goed ken en ik durf het nu beter te zeggen als ik me ergens onzeker over voel of bang ben dat ik iets misschien niet goed doe. Sluipenderwijs heb ik juist datgene toegelaten waar ik me sinds mijn jeugd zo tegen had verzet.
Mijn stapjes op de weg van kwetsbaarheid blijken nu ik terugkijk talrijk. Ik ben met mijn Fransiscaanse verdieping op een spirituele ontdekkingsreis gegaan. Ik geef mijn zielenroerselen bloot aan een psycholoog. Ik durf twijfels te benoemen tegenover mijn geliefden, maar ook tegen mijn klanten. Ik heb mezelf het hele jaar door kwetsbaar gemaakt en dit bleek precies te zijn wat ik nodig had. Terwijl ik dit deed rekende een deel van mij er op dat achter de bosjes weer die pestkoppen tevoorschijn zouden komen om mij te vernederen en pijn te doen. Ik had gevoelsmatig echter nog niet door dat deze pestkoppen helemaal niet meer bestonden. Ze hadden hun werk vakkundig uitbesteed. De onderaannemer in kwestie was ik zelf geworden. Nu ik de kwetsbaarheid echter durfde toe te laten bleek het gehele personeelsbestand van deze onderdrukkende bedrijfsvoering te willen staken en begon ik eindelijk de zoetheid te proeven die kwetsbaarheid kan betekenen.
Het blijkt namelijk dat hulp vaak geboden wordt aan wie kwetsbaar durft te zijn. Franciscus en de minderbroeders durfden kwetsbaar te zijn door geen bezit te hebben en ontvingen hulp in de vorm van eten en slaapplekken. De Bijbel zelf staat bol van verhalen over kwetsbaarheid en Jezus zelf gaf zich hier totaal aan over. Ik had onbewust altijd het idee dat als je hulp durft te ontvangen vanwege je kwetsbaarheid dat je daarmee als het ware energie onttrekt aan anderen. Alsof er een grote markt van goede daden is waar jij als profiteur vandaan wandelt. Ook dit vreemde denkbeeld betrok ik puur op mezelf. Voor anderen was ik nooit zo streng en ik gunde hen alle hulp die ze konden krijgen. Waarom kon ik niet even mild zijn voor mezelf?
Wat echter blijkt is dat kwetsbaarheid en het daardoor ontvangen van liefde, begrip en hulp helemaal geen “zero sum game” is. Het is niet zo dat er maar een beperkte hoeveelheid van deze knikkers te verdelen is. Er blijkt een oneindige bron van warmte en liefde en ik begin het gevoel te krijgen dat God deze zelf aanvult, of hoe je het ook maar wil uitdrukken.
Deze oneindige bron van “liefdesknikkers” heb ik zelf heel sterk ervaren toen mijn dochters nog baby’s waren. Zij waren niet in staat om in economische zin veel te geven. Toen ze pasgeboren waren konden ze zelfs nog niet eens lachen, maar toch vervulde niets mij met een groter genoegen, een grotere zoetheid dan om voor hen te zorgen. Hen te badderen, hun luiers te verschonen, kleertjes te wassen, warme kruikjes te maken. Dit waren allemaal dingen die ik puur voor hen deed. Ik verwachtte hier geen enkele betaling voor terug, ook geen slinkse uitgestelde betaling in de vorm van oudemensenbezoek als ik zelf bejaard en hulpbehoevend ben. Ik deed dit puur uit een bron van immense liefde en alhoewel ik het bij hen altijd zo helder zag blijkt deze liefde en warmte veel breder aanwezig dan alleen in de oerverhouding tussen ouder en kind.
Wij zijn als menselijke diersoort boven alles sociale wezens en op sociaal vlak heeft goed doen zijn eigen betaling. Hiervoor is niet altijd een transactie nodig van hulpbehoevende naar helper. Is dit misschien een van de plekken waar God duidelijk aanwezig is? Bij het helpen en het liefhebben zonder tegenbetaling te verwachten en zonder die zelfs maar te willen ontvang je de tegenbetaling in Gods zegen. Ik begrijp dat dit voor velen een te vroom en Christelijk concept is, maar om het in meer alledaagse termen uit te drukken denk ik dat het goed en lief zijn tegen anderen zijn eigen beloning in zich draagt. Nu ik hier van overtuigd begin te raken durf ik er langzamerhand op te vertrouwen dat mijn kwetsbare houding niet gelijk betekent dat ik mijn omgeving ook tot last ben.
Andere mensen helpen graag, zijn met plezier begripvol, houden het liefst rekening met elkaar. Mensen prefereren dit boven kille zakelijke sociale transacties waarbij je aan het eind een rekensommetje kunt maken met kosten en baten. Een rekensommetje waarbij ik altijd meende de sterke, onafhankelijke partij te moeten zijn en dus niemand iets verschuldigd mocht blijven. Het leven is echter geen rekensommetje en ons maatschappelijke neoliberale en kapitalistische contract houdt – God zij dank - op bij onze barmhartigheid en ik durf hier steeds meer op te vertrouwen. Zo fijn als ik het zelf vind om warmte, liefde en hulp te geven, zo prettig vinden ook anderen dat. Je kwetsbaar durven opstellen maakt je niet minder sterk, of zelfs niet minder onafhankelijk. Het is juist een grote kracht die je samen kunt delen.
In de geschriften over Franciscus is de term zoetheid eentje die vaak terugkomt en het beschrijft heel treffend hoe ik me voel over het milder staan tegenover mijzelf. Ik durf vriendelijker te kijken naar mijn eigen beperkingen. Langzaam laat ik mijn oude strenge denkbeelden los. Ik hoef niet meer zo nodig sterk, onafhankelijk en trots te zijn. Soms wankel ik, en misschien val ik af en toe om, maar mijn kwetsbaarheid maakt me milder, het maakt me zacht voor mijzelf en anderen delen hun zachtheid met mij. Als ik val dan doet het daarom minder pijn.
Vrede en alle goeds