RSS

Het nut van gezonde minderwaardigheid

Ik ben de laatste tijd bijzonder geïnspireerd door de levens en geschriften van Clara en Franciscus van Assisi. Een van hun thema’s is dat ze zichzelf minderwaardig maakten aan andere mensen. Binnen de ordening van de schepping plaatsten ze zich zelfs helemaal onderaan. Ik ben hierdoor gefascineerd en het voelt voor mij heel natuurlijk om dit ook te doen. Hun manier van kijken naar jezelf is ook 800 jaar later nog steeds enorm radikaal (met een K :-). In deze blogpost wil ik hier verder op ingaan en bekijken wat deze houding voor mij betekent, hoe dit frictie oplevert met de cognitieve psychologie, en hoe de wereld baat zou kunnen hebben bij wat meer menselijke minderwaardigheid.

Over het thema van de minderwaardigheid schreef de Vlaamse minderbroeder Angelicus Kiekens een prachtig gebed1:

’Onze vader die in de hemel zijt,
Ik voel me voor U het kleinste, nederigste, nietigste ding,
Verloren onder de miljoenen wezentjes
Die dwarrelen aan de voet van uw Hoogmogendheid,
Een blote worm gekropen uit de grond,
Een broerke van een rups, een bij, een vlieg, van al
Wat asem haalt en roert en U veel schoner looft
Dan ik het kan.
Ik kus in onderdanigheid
De grauwe aarde waaruit uw hand mij heeft gekneed,
Waarin ik zinken zal en Gij mij weer
Terug uittrekken zult.
O Allerliefste Zoon van God,
Ik kus nog eens voor U de grond
Omdat Gij met uw Kruis ons hebt verlost

Dit idee van deemoed spreekt mij bijzonder aan. Jezelf klein en nietig voelen kan heel waardevol zijn, maar dat staat wel haaks op de waarden van onze huidige samenleving. In de moderne wereld is het ontzettend belangrijk om assertief te zijn, om jezelf goed in de markt te zetten en altijd te blijven werken aan je “personal branding”. Al deze dingen vervullen mij al jaren met afschuw, maar ik dacht eigenlijk dat dit mijn persoonlijke makke was. Het feit dat ik jeuk krijg van boeken in de categorie “personal growth” en persoonlijk leiderschap weet ik aan mijn roots als puisterige alto die naar punkconcerten ging en zich met zwarte nagellak onderdompelde in de tegencultuur.

Toch heeft de denktrant van Franciscus en Clara nog steeds een actuele weerslag en dan met name in die tegencultuur. Dit is ironisch, want beiden waren juist zeer gehoorzaam aan de katholieke orde van die tijd. Het breken met de autoriteit of met de kerk was voor hen ondenkbaar. Toch ijverden ze wel om ruimte te krijgen voor hun geloofswijze. Franciscus deed zijn best om een officiële stempel van goedkeuring te krijgen voor hun leefregel en Clara wou graag met haar zusters in San Damiano een kloosterlijk leven kunnen hebben dat vrij was van bezittingen.
Alhoewel ze vrij netjes binnen de lijntjes van de zeer stringente katholieke kerk kleurden, was hun levenswijze ook toen al bijzonder radikaal. Zij konden er echter mee wegkomen, omdat het geheel en al gebaseerd was op een vrij letterlijke interpretatie van evangelieteksten. Ze leefden eigenlijk voorbij aan het voorbeeld dat door de kerk werd opgehouden en gingen direct terug naar de bron en namen de woorden van Jezus vrij letterlijk. Je kunt dit heel goed zien als je alle verwijzingen doorploegt die in de leefregels van Franciscus zitten. Het is haast alsof hij een eigen mixtape heeft gemaakt van zijn favoriete bijbelpassages en zijn enthousiasme daarover jaren later nog steeds weerklinkt.

Van de vele Franciscaanse gedachtes blijft vooral het concept van deemoed de laatste weken bij mij rondzingen. Deemoed is tamelijk ouderwets Nederlands en is te vertalen met nederige onderwerping. Dit beeld van onderwerping aan God, aan de schepping, aan de aarde zelf en al het leven vind ik prachtig en vervuld mij met een soort zoet genoegen dat ik in weinig andere ideeën tref. Het gaat voor mij hand in hand met jezelf kwetsbaar opstellen, met vriendelijk zijn tegen je medemens, met het proberen niet te oordelen, met respect hebben voor de natuur, de hele aarde en alle levende schepsels op de grond, in de lucht en in de zeeën.

Toen ik een tiener was schreef ik eens een heel kort gedichtje:

In een schaduw kan ik groeien
tot ik een eigen schaduw heb

Ik was veertien toen ik het schreef, maar ondertussen weet ik niet zeker of ik wel per se een eigen schaduw nodig heb. Ik denk dat ik liever verblijf in de schaduw, of misschien juist het licht, van het ontzag dat ik heb voor het universum, voor moeder aarde, of vromer uitgedrukt: voor God zelf. Ik hoef niet meer een superbelangrijke boom te zijn in dit bos van bomen. Een blote worm, een broerke van een rups: ik voel me heel prettig bij die gedachte. Ik denk dat deze deemoed mij vriendelijker maakt, milder voor anderen en dat ik daardoor een algeheel beter mens ben. Toch wordt deze houding vaak als problematisch bestempeld en misschien is hij dat soms ook wel. In de cognitieve psychologie is dit gevoel van minderwaardigheid expliciet iets waar je aan moet werken. Als je schematherapie volgt dan krijg je bijvoorbeeld te horen dat je lijdt aan schema nummer twaalf: onderwerping. Deze is binnen die therapievorm zeer kwalijk, omdat je te weinig grenzen stelt, anderen steeds macht geeft en te weinig ruimte maakt voor je eigen wensen en verlangens. Ik kan me voldoende situaties voorstellen waarin onderwerping inderdaad heel kwalijk en ook schadelijk kan zijn. Denk bijvoorbeeld aan mensen in een relatie waarin ze psychisch of lichamelijk mishandeld worden. Deemoed is dus niet altijd een positief iets en soms is het juist heel belangrijk om je leven bij de teugels te nemen en de macht te grijpen voor verandering. Zoals bij alles is het nederig kunnen zijn dus ook nauw verweven met je maatschappelijke en persoonlijke privileges. Het is bij religieuze voorschriften, of ideeën dan ook altijd belangrijk om dit te bekijken binnen dat licht van privileges. Dit sluit ook aan bij het idee dat je niet over anderen moet oordelen, want zelfs als ze bijvoorbeeld jouw waarde van deemoed delen dan nog hebben ze niet hetzelfde leven als jij en misschien niet dezelfde mogelijkheden om zo’n waarde tot uiting te kunnen brengen.

Het verre van je werpen van macht kan dus ook problematische kanten hebben, maar Franciscaans bezien is het over het algemeen wel een doel om geen macht te willen bezitten en als mensen je slecht behandelen dit zelfs als een zegen te zien. Het verhaal van Franciscus over de “ware vreugde” is hier een prachtig voorbeeld van.

Ik weet niet goed wanneer je een zienswijze psychologisch problematisch mag noemen en wanneer het gewoon een sterke levensovertuiging is. Vaak wordt deze grens overschreden zodra iemand er dagelijks onder lijdt en er sprake is van een waarneembare “ziektelast”. Als je gevoel van minderwaardigheid leidt tot een verstikkende zelfhaat waardoor je een constante hersenmolen hebt die negatieve gedachtes over jezelf herhaalt dan kan dit absoluut een probleem zijn. Daarentegen had Franciscus ook een grote mate van zelfverachting. Dit kreeg hem er echter niet onder. Als hij het een tijdje moeilijk had dan trok hij zich terug om zo lang als het nodig was te bidden. Daarna kwam hij als herboren terug en gaf hij haast licht van de vreugde die hij ervoer. Zijn vreugde was heel tekenend vaak gericht op de natuur. Zijn ontzag hiervoor komt prachtig naar voren in zijn bekende Zonnelied. Het mooie hieraan vind ik dat het zich zo expliciet wegtrekt uit de kerken van steen en voegwerk. Het gaat de wereld in om die te bezingen. Franciscus combineerde het ascetische kloosterlijke leven met een diep ontzag en deelname aan de wereld die ongekend was. Deze onderwerping aan alle natuur waar hij God voor roemde is totaal en zelfs voor mij als nuchtere vrijzinnig protestant erg aansprekend.

Het is deze onderwerping aan de schepping en aan elkaar die wij in deze tijd ook hard nodig hebben. De enige manier om door de klimaatcrisis te komen is door onze nietigheid te aanvaarden en voorbij te leven aan de wensen van ons neoliberaal systeem en de grootkapitalistische machten die ons in hun greep hebben. Op een soortgelijke manier leefde Franciscus voorbij aan de katholieke kerk die in zijn tijd van kruistochten heel dwingend en verwoestend was.

Franciscus koos ervoor om het spel van macht en positie te verlaten. Hij gaf zijn bezittingen weg, hielp met de zorg voor mensen met lepra, bouwde aan kerken en bouwde aan een een uitdijende groep van minderbroeders en inspireerde wat later de orde der Clarissen zou gaan heten. De totale onderwerping en nederigheid waarmee Franciscus en Clara leefden en voorleefden kan ook nu nog een waardevolle bron van inspiratie zijn. Of je nu een ascetische kloosterling bent, een milieuactivist of een remonstrantse queer zoals ik.

Vrede en alle goeds



1 Vijdt, P. Bruno. (1941). Sint Franciscus in onze Nederlandsche letterkunde.